„pakken“: werkwoord pakkenwerkwoord | Verb v Przegląd wszystkich tłumaczeń (Więcej szczegółów po kliknięciu/naciśnięciu tłumaczenia) fassen, packen, nehmen, greifen, einpacken, schnappen ergreifen fassen, packen, greifen pakken pakken nehmen pakken pakken (ein)packen pakken pakken schnappen, ergreifen pakken pakken Przykłady de trein pakken mit dem Zug fahren de trein pakken er eentje pakken omgangstaal | umgangssprachlichumg einen heben omgangstaal | umgangssprachlichumg er eentje pakken omgangstaal | umgangssprachlichumg iemand te pakken hebben jemanden geschnappt (of | oderod aufgegriffen) haben iemand te pakken hebben iemand te pakken hebben figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig jemanden zum Besten haben figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig iemand te pakken hebben figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig iemand te pakken hebben jemandem übel mitspielen iemand te pakken hebben iemand te pakken hebben jemanden übel mitnehmen Krankheit iemand te pakken hebben het te pakken hebben figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig den Dreh heraushaben figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig het te pakken hebben figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig hij heeft het flink (of | oderod lelijk) te pakken figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig es hat ihn ganz schön erwischt figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig hij heeft het flink (of | oderod lelijk) te pakken figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig te pakken krijgen erwischen te pakken krijgen te pakken krijgen omgangstaal | umgangssprachlichumg auftreiben omgangstaal | umgangssprachlichumg te pakken krijgen omgangstaal | umgangssprachlichumg op elkaar gepakt dicht an dicht, zusammengepfercht op elkaar gepakt Ukryj przykładyPokaż przykłady