„praat“: zelfstandig naamwoord praatzelfstandig naamwoord | Substantiv subst Przegląd wszystkich tłumaczeń (Więcej szczegółów po kliknięciu/naciśnięciu tłumaczenia) Gerede, Geschwätz Geredeonzijdig | Neutrum, sächlich n praat Geschwätzonzijdig | Neutrum, sächlich n praat praat Przykłady veel praat(s) hebben omgangstaal | umgangssprachlichumg große Tönemannelijk meervoud | Maskulinum Plural mpl spucken, das große Wort führen omgangstaal | umgangssprachlichumg veel praat(s) hebben omgangstaal | umgangssprachlichumg iemand aan de praat houden jemanden hinhalten iemand aan de praat houden aan de praat krijgen techniek | TechnikTECH informatietechnologie | Informatik, InformationstechnologieIT omgangstaal | umgangssprachlichumg zum Laufen bringen omgangstaal | umgangssprachlichumg aan de praat krijgen techniek | TechnikTECH informatietechnologie | Informatik, InformationstechnologieIT omgangstaal | umgangssprachlichumg dat is praat voor de vaak! omgangstaal | umgangssprachlichumg das ist alles nur leeres Gerede! omgangstaal | umgangssprachlichumg dat is praat voor de vaak! omgangstaal | umgangssprachlichumg Ukryj przykładyPokaż przykłady