„voorzien“: werkwoord voorzien [-ˈziˑn]werkwoord | Verb v <voorzien> Przegląd wszystkich tłumaczeń (Więcej szczegółów po kliknięciu/naciśnięciu tłumaczenia) voraus-, vorhersehen, vorsehen, planen voraus-, vorhersehen voorzien voorzien vorsehen, planen voorzien voorzien Przykłady (van) versehen, ausstatten, versorgen (mitdatief, 3e naamval | Dativ dat) (van) (in) decken, abhelfen (datief, 3e naamval | Dativdat) (in) in een behoefte voorzien ein Bedürfnis befriedigen, einen Bedarf decken in een behoefte voorzien daarin is reeds voorzien das ist schon geregelt daarin is reeds voorzien (niet) te voorzien (un)vorhersehbar (niet) te voorzien het op iemand voorzien hebben es auf jemanden abgesehen haben het op iemand voorzien hebben Ukryj przykładyPokaż przykłady