„zijn“ zijn [zɛĭn] <zijn hulpwerkwoord zijn | Hilfsverbzn> Przegląd wszystkich tłumaczeń (Więcej szczegółów po kliknięciu/naciśnięciu tłumaczenia) sein sein zijn zijn zijn → zobaczyć „er“ zijn → zobaczyć „er“ Przykłady dat is (samen) das macht (zusammen) 5 Euro dat is (samen) 2 en (of | oderod plus) 2 is 4 2 und (of | oderod plus) 2 macht 4 2 en (of | oderod plus) 2 is 4 hoe het ook zij wie dem auch sei hoe het ook zij wees rustig! sei ruhig! wees rustig! dat mag er zijn! das kann sich sehen lassen! dat mag er zijn! er is niets aan es war (noch) heil das ist kinderleicht es ist wertlos (of | oderod nichtssagend) er is niets aan van wie is dit? wem gehört dies? van wie is dit? Ukryj przykładyPokaż przykłady
„zijn“: voornaamwoord zijn [zɛĭn, zən]voornaamwoord | Pronomen pron Przegląd wszystkich tłumaczeń (Więcej szczegółów po kliknięciu/naciśnięciu tłumaczenia) seine sein(e) zijn zijn Przykłady het zijne das Sein(ig)e het zijne
„zijn“: onzijdig zijnonzijdig | Neutrum, sächlich n Przegląd wszystkich tłumaczeń (Więcej szczegółów po kliknięciu/naciśnięciu tłumaczenia) Sein, Dasein Seinonzijdig | Neutrum, sächlich n zijn zijn Daseinonzijdig | Neutrum, sächlich n zijn zijn