„duur“ duur [dyːr] Przegląd wszystkich tłumaczeń (Więcej szczegółów po kliknięciu/naciśnięciu tłumaczenia) teuer teuer duur duur Przykłady te duur ook | aucha. überteuert te duur iemand duur te staan komen jemanden (of | oderod jemandem) teuer zu stehen kommen iemand duur te staan komen
„duur“: zelfstandig naamwoord duurzelfstandig naamwoord | Substantiv subst Przegląd wszystkich tłumaczeń (Więcej szczegółów po kliknięciu/naciśnięciu tłumaczenia) Dauer, Fortdauer Dauervrouwelijk | Femininum, weiblich f duur Fortdauervrouwelijk | Femininum, weiblich f duur duur Przykłady op de(n) duur auf die Dauer op de(n) duur niet van lange duur nicht von Dauer niet van lange duur