„bezoek“: onzijdig bezoek [-ˈzuˑk]onzijdig | Neutrum, sächlich n Przegląd wszystkich tłumaczeń (Więcej szczegółów po kliknięciu/naciśnięciu tłumaczenia) Besuch, Abstecher Besuchmannelijk | Maskulinum, männlich m bezoek ook | aucha. geneeskunde | MedizinMED bezoek ook | aucha. geneeskunde | MedizinMED Abstechermannelijk | Maskulinum, männlich m bezoek bezoek Przykłady bij iemand een bezoek brengen jemandem einen Besuch abstatten (of | oderod machen) bij iemand een bezoek brengen een bezoek brengen aan iets iets | etwasetwas besuchen een bezoek brengen aan iets op bezoek gaan/komen zu Besuch gehen/kommen op bezoek gaan/komen