„aanspreken“: werkwoord aanspreken [ˈ-spreːk-]werkwoord | Verb v Przegląd wszystkich tłumaczeń (Więcej szczegółów po kliknięciu/naciśnięciu tłumaczenia) anreden, ansprechen, anbrechen, angreifen anreden, ansprechen aanspreken aanspreken anbrechen, angreifen Vorrat aanspreken aanspreken Przykłady de fles aanspreken der Flasche zusprechen de fles aanspreken zijn spaarcentenmeervoud | Plural pl aanspreken seine Spargroschenmannelijk meervoud | Maskulinum Plural mpl angreifen zijn spaarcentenmeervoud | Plural pl aanspreken iemand in rechte aanspreken jemanden gerichtlich belangen iemand in rechte aanspreken met u (jij) aanspreken siezen (duzen) met u (jij) aanspreken Ukryj przykładyPokaż przykłady